Fonds kopen

'Wat wij doen is niet zo makkelijk te kopiëren'

VEB AVF
In het kantoor van Hilco Wiersma hangt prominent een poster van de beurskrach van 1929. Voor de meeste beleggers zijn dit soort gebeurtenissen die in korte tijd jaren aan rendement wegvagen een schrikbeeld. Met vijfentwintig jaar ervaring op financiële markten weet de directeur van het Add Value Fund echter dat af en toe een crisis erbij hoort, maar dat het uiteindelijk de kwaliteit van de bedrijven is die het succes bepaalt.

Het fonds probeert daarom die beursgenoteerde bedrijven eruit te pikken die op de lange termijn de meeste waarde creëren. Opgericht in 2007 richt het zich op kleinere Nederlandse beursgenoteerde bedrijven zoals BESI, Aalberts, Basic-Fit en Flow Traders. Het fonds is zeer kieskeurig en heeft slechts elf aandelen in bezit. Met die strategie is over vijftien jaar een rendement gehaald van gemiddeld 11,8 procent per jaar. Dat is bijna twee keer zo hoog als dat van de Amsterdamse AScX-index.

Daarbij treedt Add Value Fund op als actieve aandeelhouder. Vorig jaar liet het bijvoorbeeld publiekelijk van zich horen nadat grootaandeelhouder Ralph Sonnenberg van raambekledingsproducent Hunter Douglas een bod had gedaan om de minderheidsaandeelhouders uit te kopen. Dat bod zou veel te laag zijn.

Kort voor de jaarwisseling haalde het fonds zijn gelijk toen bekend werd dat Sonnenberg een groot deel van zijn aandelen tegen een veel hogere prijs overdoet aan investeringsfonds 3G Capital.

Het boegbeeld van het Add Value Fund, ‘Mr. Smallcap’ Willem Burgers, is net met pensioen gegaan. Dat zal volgens mede-oprichter Wiersma niet leiden tot een koerswijziging. In dit interview gaat hij dieper in op de beleggingsfilosofie van het fonds.

1. Een van de veelgehoorde basisregels van beleggen is spreiden. Het Add Value Fund heeft op dit moment maar elf aandelen in portefeuille. Is dat genoeg spreiding?

“Wij zijn heel selectief en kritisch. Wereldwijd zijn er ongeveer 63.000 beursgenoteerde bedrijven. Daarvan kan twee derde de kosten van het ingezette kapitaal niet goedmaken. Heel veel is dus niet belegbaar, of in ieder geval niet voor ons. Hier in Nederland hebben wij een universum van 65 bedrijven. 15 tot 20 procent daarvan is tien tot vijftien aandelen.

Bij beleggen is het belangrijker om risico’s te vermijden dan risico’s te spreiden. Met alles boven de vijftien aandelen voeg je meer risico toe dan dat je risico spreidt. Heel veel bedrijven, zoals banken en verzekeraars, bouwondernemingen, olie en gas maar ook detailhandelsbedrijven, voldoen ook niet aan onze criteria.”

2. In welke sectoren belegt u wel?

“Wij zitten met name in hoogtechnologische en innovatieve bedrijven die zich richten op zakelijke markten. Dat zijn veelal nichemarkten met minder concurrenten en hogere winstmarges. Beleggen is vooruitkijken en wij kijken heel goed naar ontwikkelingen zoals de technologische transitie en de energietransitie. Wij hebben ASMI en BESI als grootste participaties in onze portefeuille. Nederland heeft van oudsher drie fantastische beursgenoteerde chipmachinefabrikanten. ASML is met een beurswaarde van ongeveer 250 miljard euro nu het grootste bedrijf van Nederland. We moeten niet raar opkijken als ASML over vijf of tien jaar meer dan duizend miljard euro waard is en als eerste bedrijf in Europa door die grens gaat.”

3. Een deel van het rendement komt uit deelnemingen die worden overgenomen. Wat vindt u van overnamepremies die worden geboden?

“Tot op heden hebben we dertien keer een overname meegemaakt, met een gemiddelde premie van 40 procent. We zien nu wel dat premies wat hoger liggen. Het bod op Hunter Douglas is 73 procent boven de slotkoers. Het is een kenmerk van kleinere bedrijven dat ze sneller kunnen worden overgenomen. Er is een aantal overnames geweest waarvan we vonden dat er echt een hele mooie premie werd geboden met een hele goede waardering voor dat moment, maar het liefst hebben we het natuurlijk niet.”

4. U heeft de beslissing of u een belang verkoopt liever in eigen hand?

“Het liefst maken we de volledige waardegroei mee. Heel veel bedrijven staan nog in de kinderschoenen. ASMI heeft nu een marktwaarde van 16 miljard euro, maar als ik puur naar de eindmarkt kijk dan zijn er nog voldoende groeimogelijkheden. De halfgeleiderindustrie is wereldwijd nog maar iets meer dan 500 miljard dollar groot. Dat is kleiner dan de Nederlandse economie. ASMI kan makkelijk doorgroeien naar een marktwaarde van 50 miljard euro. Het is natuurlijk zonde als een bedrijf in een vroeg stadium wordt overgenomen, maar we weten allemaal dat overnames kunnen gebeuren en dat minderheidsaandeelhouders er soms bekaaid vanaf komen.”

5. Wat kunt u doen om dat te voorkomen?

“Een hoge beurswaardering biedt de beste bescherming. Een overname is iets wat gebeurt en dan ben je afhankelijk van wat de raad van commissarissen en raad van bestuur besluiten te doen. Goed ondernemingsbestuur is mede afhankelijk van de mensen die aan boord zitten. Die moeten wel onafhankelijk opereren en objectief zijn. Soms gebeurt dat niet en dat is een hele kwalijke zaak, want dat is echt niet hoe het hoort. Wij proberen ons daar dan tegen te verzetten. In het geval van Hunter Douglas is dat gelukt.”

6. Hoe heeft u dat bij Hunter Douglas voor elkaar gekregen?

“Vorig jaar juni hebben we een eigen onderzoeksrapport geschreven waarin we stelden dat de waarde volgens ons minstens 175 euro per aandeel was. De biedprijs van de heer Sonnenberg was eerst 64 euro en daarna 82 euro per aandeel. De commissarissen hadden een fairness-opinie en vonden 64 euro voldoende. 3G Capital biedt nu precies de prijs die wij hadden berekend en nu hebben ze een fairness-opinie gekregen van de Rabobank voor 175 euro. Zo’n opinie is vaak voor de koper heel fair en voor de verkoper niet.”

7. Die adviezen worden opgesteld door banken. Zijn zij ook niet onafhankelijk genoeg?

“Uiteindelijk wordt de bank betaald door de opdrachtgever. Dat is bij de accountant ook zo. Daardoor worden ook jaarrekeningen van beursgenoteerde bedrijven goedgekeurd waarna er later gewoon heel veel mis blijkt te zijn. Wie betaalt die bepaalt, zeggen ze wel. Onafhankelijkheid en objectiviteit zijn een groot goed, maar soms ontbreken die.”

8. Beleggers die deelnemen in het fonds, betalen een beheervergoeding en een prestatievergoeding. Wat rechtvaardigt deze relatief hoge kosten?

“Wij hebben een hele sterke focus. We hebben maar één fonds en beheren dat met vier mensen. Bij de meeste vermogensbeheerders doet één fondsbeheerder verscheidene fondsen. Dat is terug te zien in de rendementen die wij behalen. Die zijn vele malen beter dan die van vergelijkbare concurrenten. Wij zijn in 2007 begonnen met 27 miljoen euro en beheren nu 175 miljoen euro. Wij zijn niet de goedkoopste, maar er zijn weinig fondsen die een vergelijkbaar nettorendement hebben behaald de afgelopen vijftien jaar.”

9. Waarom zouden beleggers in het fonds deelnemen en niet zelf de elf aandelen kopen?

“Wat wij doen is niet zo makkelijk te kopiëren. Wij hebben toegang tot het management van de bedrijven in onze portefeuille, en bij aandelenuitgiftes waar alleen professionele beleggers aan mee kunnen doen hebben wij een enorm voordeel. Wij hebben bijvoorbeeld de overname van Tradin Organic door Acomo eind 2020 mede mogelijk gemaakt. Daar was een aandelenuitgifte waarop wij voor 19,50 euro hebben ingeschreven. Nu staat het aandeel op 27 euro. Dat is ruim 40 procent rendement dat je als particulier misloopt.

Bij beursgangen hebben we bovendien vaak toegang tot alle banken en krijgen we soms voorrang. Binnen onze portefeuille doen wij ook weleens verschuivingen die je als particulier niet kunt doen. Wij zagen de dalende markt al in een vroeg stadium aankomen en hebben ons belang in Flow Traders fors uitgebreid omdat dit bedrijf daar bij uitstek van profiteert.”

10. Achter u hangt een poster van de crash van 1929. Wat voor verschuivingen kunt u nog meer doen als zoiets zich herhaalt?

“Wij hebben ook enkele andere defensieve aandelen. Nedap is daar een mooi voorbeeld van. Dat keert altijd een groot deel van de winst uit als dividend en heeft een aantal defensieve activiteiten, bijvoorbeeld in de zorg.

Als ik naar inflatie kijk, is Acomo een voorbeeld. Grondstoffenprijzen en voedingsprijzen zijn hard gestegen en Acomo zal daar enorm van profiteren. Op de beurs kun je van tijd tot tijd correcties verwachten.

Het enige dat we zeker weten is dat er veel onzekerheid is. Nu rond Oekraïne en Rusland, of China en Taiwan. Dat laatste is voor de halfgeleiderindustrie heel belangrijk.

Er is altijd wel iets om je zorgen over te maken, maar wij beleggen in bedrijven, niet in beurskoersen. Wij kijken puur naar de onderliggende bedrijven en hun langetermijnvooruitzichten.”

Interview in beleggersmagazine Effect van de VEB februari 2022

Met dank aan Djaja Ottenhof

Naar nieuws overzicht

Maandbericht ontvangen? Meld u nu aan